Het kan iedereen overkomen. U richt een bv op, gaat daarin ondernemen en na korte tijd blijkt dat u het niet gaat redden en de bv failliet gaat. De grote vraag bij dergelijke snelle teloorgangen is of u als bestuurder aansprakelijk bent voor de schulden die niet konden worden voldaan. Daar blijkt de rechter genuanceerd over te denken.
In de wet is geregeld dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor het niet-nakomen van overeenkomsten en daaruit voortvloeiende schulden. Soms kan naast de vennootschap ook de bestuurder aansprakelijk worden gesteld, maar dan moet hem of haar daarvan een ernstig persoonlijk verwijt kunnen worden gemaakt. Of dat daadwerkelijk daarop uitdraait, hangt af van de aard en ernst van de tekortkoming en andere relevante omstandigheden.
Of daarvan sprake is, moet de benadeelde partij – de schuldeiser – onderbouwen en bewijzen.
Het blijkt daarbij niet voldoende om te stellen dat een bv korte tijd na oprichting al failliet gaat. Zelfs als de bv tot het einde toe producten of diensten van derden en toeleveranciers bleef afnemen terwijl er al geen winst werd gemaakt, is er zonder duidelijke onderbouwing door de benadeelde partij(en) geen sprake van ernstig persoonlijk verwijt aan de bestuurder(s) van de bv.
Het is op zichzelf ook niet voldoende voor persoonlijk verwijt als de gefailleerde bv een crediteur niet betaalde, maar andere crediteuren wel. Ook dat moeten schuldeisers onderbouwen.
Tot slot zou het ook nog kunnen dat bedrijfsactiviteiten van de gefailleerde bv zijn overgegaan naar één of meer nieuw opgerichte vennootschappen. Dat zou onrechtmatig zijn als de gefailleerde bv daardoor niet meer aan haar verplichtingen zou kunnen blijven voldoen. Ook in dergelijke gevallen zet de rechter de onderbouwing van de bestuurder van de gefailleerde bv tegenover de onderbouwing van de schuldeiser(s).
Wilt u meer weten over aansprakelijkheid van bestuurders in een bv of gaat u zelf een bv oprichten? Bel ons voor het maken van een afspraak.
Bron: SDU Opmaat 8/2/19 2019/0 ECLI:NL:RBROT:2018:10394.