Ondernemende huwelijkspartners hebben nogal eens afzonderlijk of gezamenlijk een of meer gezamenlijke ondernemingen. Er is daarbij wel eens verwarring over wanneer de fiscus iemand als BTW-ondernemer moet aanmerken.
Het Hof Den Haag boog zich onlangs over een zaak waarin de vrouw als eenmanszaak een advieskantoor heeft dat tegen betaling advieswerkzaamheden uitvoert. Haar echtgenoot heeft een beperkte volmacht om namens het advieskantoor betalingen te doen. De inspecteur stelt op basis van onderzoek dat niet de vrouw ondernemer is, maar haar echtgenoot. Die doet het meeste werk. Het feit dat het kantoor onder de naam van de vrouw in het handelsregister is ingeschreven, is volgens de fiscus niet genoeg om het bedrijf fiscaal aan haar toe te rekenen. De fiscus legt daarop aan de echtgenoot naheffingsaanslagen omzetbelasting en bijbehorende vergrijpboetes op. Die is het daar niet mee eens en stelt beroep in bij het Hof.
In de wet staat dat iedereen, die een bedrijf zelfstandig uitoefent, ondernemer is. Bepalend voor de fiscale behandeling is de manier waarop de ondernemer zich naar buiten presenteert. In dit geval stelt de vrouw de facturen op, zij treedt naar buiten op en verricht diensten. De fiscus vindt dat de echtgenoot de prestaties levert voor de heffing van omzetbelasting. Het Hof is het daar niet mee eens en beschouwt de vrouw als BTW-ondernemer. De interne taakverdeling tussen de vrouw en haar echtgenoot is niet relevant. De naheffingsaanslagen en boetebeschikking worden vernietigd.
Wilt u meer weten ov er wanneer u wel en niet als BTW-ondernemer wordt beschouwd? Bel ons voor het maken van een afspraak.
Bron: TaxLive 12/5/17.