Het gevoel in de maatschappij over de door het kabinet voorgenomen afschaffing van overdrachtsbelasting voor starters op de woningmarkt is nogal tegenstrijdig. Starters op de woningmarkt verwelkomen de maatregel, maar voor degenen die een huis hebben gekocht of gaan kopen staat uitstel van de leveringsdatum tot na 1 januari 2021 bovenaan hun lijstje. Dan gaat de nieuwe maatregel in. Diverse deskundigen menen echter dat de maatregel de starter niet gaat helpen omdat de vraag in een toch al krappe markt zal toenemen en daarmee de prijzen zullen worden opgedreven. Woningbeleggers als pensioenfondsen en woningcorporaties wijzen weer op het gevolg dat hun vermogen met miljarden euro’s zal dalen.
Het kabinet wil de overdrachtsbelasting van 2% procent afschaffen voor 18- tot 35-jarigen die voor het eerst een huis gaan kopen om daar zelf in te gaan wonen. Daarentegen stijgt de belasting voor beleggers die een woning (door)verkopen van 6% naar 8%. Op die manier hoopt het kabinet het speculeren op de woningmarkt te ontmoedigen, zodat er weer meer betaalbare woningen vrijkomen voor starters.
Deskundigen voorzien met deze maatregel een toenemende vraag naar woningen, terwijl die vraag nu al niet in verhouding is met het krappe aanbod. Dat levert op niet al te lange termijn al stijgende huizenprijzen op. Er ontstaat immers meer concurrentie tussen startende woningzoekers. Zij vinden dat gemeenten meer moeten gaan doen aan het bouwen van extra woningen voor starters.
Voor starters die net een huis hebben gekocht rijst de vraagt of zij de levering niet beter kunnen uitstellen tot na de ingangsdatum van de nieuwe maatregel, 1 januari 2021. Dat levert weer andere problemen op: Sommige banken willen wel meewerken maar vragen provisie als gevolg van het uitstel. Voor de verkopers is het ook niet altijd gewenst. Die hebben vaak al een ander huis gekocht en zitten niet te wachten op dubbele lasten.
Bron: Vastgoedactueel 31/8 en AD 3/9