Uit elkaar gaan verloopt niet altijd op rolletjes. Recent stelden ex-samenwoners over en weer vorderingen in. De rechter moest er aan te pas komen om te beoordelen of een of beide vorderingen toegewezen zouden kunnen worden. Beide ex-partners verlieten de rechtszaal uiteindelijk met lege handen.
De partners hadden beiden een eigen huis, maar woonden in het huis van de vrouw. De man betaalde maandelijks een bedrag voor kosten en inwoning, elke partner droeg daarnaast de eigen woninglasten. Enkele jaren daarna sloten zij een samenlevingscontract. Daarin bepaalden zij dat elk van hen met de helft van hun inkomen zou bijdragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Echter, zij gingen desondanks gewoon door op de oude voet, waarin de man de vaste maandelijkse bijdrage minder dan de helft van zijn inkomen bleef betalen.
De vrouw wilde na verbreking van de relatie alsnog het bedrag waarop zij op grond van het samenlevingscontract aanspraak zou kunnen maken. De man daarentegen wilde geld zien omdat hij in het huis van de vrouw had geïnvesteerd en de vrouw daar voordeel van had.
De rechter neemt het samenlevingscontract als uitgangspunt. Dat zou moeten leiden tot vergoeding van het te weinig betaalde bedrag door de man aan de vrouw. Dan had er echter wel een jaarlijkse verrekening van de beide inkomenshelften moeten plaatsvinden. Omdat dat tijdens de relatie niet was gebeurd, was er volgens de rechter ook geen reden om na het verbreken van de relatie alsnog zon verrekening te doen. Zij hadden er immers zelf voor gekozen om de gemeenschappelijke huishouding anders in te vullen dan in het samenlevingscontract was afgesproken. Het zou onredelijk en onbillijk zijn om daar nu nog op terug te komen.
De vordering van de man slaat op uitgaven die hij voor de woning gedaan zou hebben. Dat zou een vergoedingsrecht voor de man opleveren. De vrouw zou in dat geval het ontvangen bedrag moeten terugbetalen. Maar ook hier zijn redelijkheid en billijkheid een belangrijk uitgangspunt voor de rechter. De man heeft gedurende de relatie aanmerkelijk minder bijgedragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding dan zijn ex-partner, ook nog eens minder dan in het samenlevingscontract was afgesproken.
Voor de rechter was de conclusie helder dat beiden op grond van redelijkheid en billijkheid geen recht konden doen gelden op vergoeding.
Wilt u meer weten over het maken en naleven van afspraken in een samenlevingscontract? Bel ons voor het maken van een afspraak.
Bron: Opmaat personen- en familierecht, nieuws 2016/257; ECLI:NL:RBNHO:2015:11913