De nachtmerrie van veel bestuurders van een bv is dat zij hoofdelijk in privé aansprakelijk kunnen worden gesteld voor handelingen die zij namens de bv verrichten. Gelukkig is een dergelijk scenario niet snel aan de orde. Wil dat wel gebeuren, dan moet er sprake zijn van een voldoende ernstig verwijt. Dit criterium is bij deze aansprakelijkheid zelfs zwaarder dan dat bij het plegen van een onrechtmatige daad.
Nadat de Hoge Raad in 2006 al een standaard had neergelegd voor dit soort situaties, kreeg het hoogste rechtscollege vorig najaar opnieuw met dit fenomeen te maken. Daarbij ging het om de vraag of een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld door een pandhouder aan wie een eerste pandrecht was verleend. Later bleek dit slechts een tweede pandrecht te zijn. Het ging de Hoge Raad erom of de bestuurder bij de verbintenis die hij als bestuurder van de bv was aangegaan, wist of redelijkerwijs zou moeten weten dat de bv niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
Het is van cruciaal belang dat degene die eist, ook feiten en omstandigheden aandraagt waaruit blijkt dat het voor de bestuurder te voorzien was dat hij geen verhaal zou kunnen bieden. Immers, een slechtere zekerheidspositie (tweede in plaats van eerste pandhouder) betekent niet automatisch dat de pandhouder schade lijdt. Het is niet voldoende dat de bestuurder ten tijde van het aangaan van het pandrecht wist dat de pandhouder slechts een tweederangs pandrecht kreeg.
Wilt u meer weten over aansprakelijkheid van bestuurders in privé of over pandrecht? Bel ons voor het maken van een afspraak.
Bron: Opmaat voor het Notariaat 30/4/15