Soms bevatten statuten een bepaling dat de statuten niet gewijzigd mogen worden. De oprichters hebben dan voor ogen gehad dat de activiteiten en uitgaven altijd een specifiek in de statuten omschreven doel moeten dienen. Echter, tijden veranderen. Wat dan?
Soms kan ongewijzigde handhaving van dergelijke statuten het einde van de stichting inluiden. Hebben de oprichters dat voor ogen gehad? De rechter buigt zich over dergelijke vragen. Dan kan blijken dat ongewijzigde handhaving van de statuten gevolgen zal hebben die de oprichters redelijkerwijs niet kunnen hebben gewild.
De maatschappelijke behoefte kan van een stichting vragen zich bijvoorbeeld op specialistischer vlak te begeven dan destijds is geregeld. Het Burgerlijk Wetboek geeft oprichters, bestuurders en het openbaar ministerie de mogelijkheid om in dergelijke gevallen de rechter in te schakelen voor toestemming om de statuten toch aan te passen.
De belangrijkste vraag die de rechter zich stelt is of ongewijzigde handhaving van de statuten gevolgen heeft die bij de oprichting redelijkerwijs niet kan zijn gewild. De rechter zal zich bij beantwoording van die vraag altijd terughoudend opstellen en kijken of gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen en de huidige omstandigheden, ongewijzigde handhaving van de statuten zal leiden tot dergelijke gevolgen.
Als dat het geval is, zal de rechter het verzoek toewijzen.
Wilt u meer weten over aanpassing van statuten? Bel ons voor het maken van een afspraak.
Bron:Opmaat 24/5 2019/202 ECLI:NL:OGEAC:2019:97.