Nog steeds blijken er misverstanden te bestaan over de toepassing van het verlaagde tarief voor de overdrachtsbelasting. Om de woningmarkt te stimuleren werd op 1 juli 2011 de overdrachtsbelasting tijdelijk verlaagd van 6 naar 2%. Inmiddels heeft deze verlaging een structureel karakter gekregen.
Deze verlaging geldt echter alleen bij aankoop van woningen die door particulieren worden bewoond. Het doet er niet toe of de woning door de eigenaar wordt bewoond of dat deze aan derden wordt verhuurd. Belangrijk criterium is dat op het moment van de eigendomsoverdracht het pand naar zijn aard bestemd is voor bewoning. Als een pand een bestemming heeft als kantoorpand, terwijl het feitelijk wordt bewoond, kan het niet als woning worden aangemerkt. Ook niet als de gemeente een gedoogbeleid hanteert ten aanzien de bewoning van het kantoorpand in strijd met de bestemming.
Door het Gerechtshof Den Haag is in juli van dit jaar nog eens duidelijk gemaakt, wanneer het verlaagde tarief kan worden toegepast. Hier diende een zaak, waarbij in de notariële akte van eigendomsoverdracht het pand werd omschreven als bedrijfsruimten met magazijn en kelder dan wel een pakhuis met magazijn of kantoor welke tot woning worden verbouwd.
De koper is van mening dat het verlaagde tarief (van 2%) van toepassing is. Het gerechtshof maakt hier korte metten mee, omdat de koper niet kon bewijzen dat ten tijde van de eigendomsoverdracht sprake was van een woning. De toevoeging in de akte van levering dat het pand tot woning zal worden verbouwd en ook het feit dat door de gemeente al een omgevingsvergunning was verleend, maakt het oordeel niet anders. Toepassing van het 2% tarief was wel mogelijk geweest, als de geplande verbouwing tot woning op het moment van de levering geheel was voltooid.
Omdat dit tot een aanzienlijke financiële schade kan leiden, doen kopers er verstandig aan vóór aankoop te informeren welk overdrachtsbelastingtarief van toepassing is. De notaris kan u hierin deskundig adviseren. Een afspraak met ons kantoor is snel gemaakt!
Bron: Gerechtshof Den Haag, 28 juli 2015, RBDHA:2015:9626