Sinds het lage tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt voor de koop van woningen, wringt de markt zich in allerlei bochten om ook aan de randen hiervan het 2%-tarief te realiseren. Voor de belastingdienst is relevant dat het gekochte pand op het moment van overdracht naar zijn aard bestemd is voor bewoning. Alleen wijziging van de zakelijke bestemming van een pand naar een woonbestemming is niet voldoende.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden moest onlangs oordelen in een zaak waarin een BV een kantoorgebouw verkocht aan iemand die zich in een aannemingsovereenkomst verbond om het gehele pand, behalve de benedenverdieping, te verbouwen tot woonappartementen. Op het moment van overdracht was sprake van wijziging naar woonbestemming en een omgevingsvergunning met woonbestemming voor de appartementen.
De koper betaalde 6% overdrachtsbelasting en zette een bezwaarprocedure in gang om dit te verlagen naar 2% over het aan de woonappartementen toe te rekenen gedeelte van de koopsom. Immers, bij aankoop was al juridisch geregeld dat het kantoorgebouw grotendeels zou worden verbouwd naar appartementen. Volgens de koper zou bij vaststelling van het percentage overdrachtsbelasting moeten worden gekeken naar de feitelijke situatie bij oplevering van de appartementen.
Het hof stelde vast dat het pand op het moment van overdracht nog steeds “naar zijn aard” een kantoorgebouw was. Er was nog geen enkele aanpassing naar de woonbestemming gerealiseerd, waarmee ook geen sprake kon zijn van woningen. Het hof kon daarom niet anders dan oordelen dat een onroerende zaak die geen woning is, maar wordt verbouwd tot woning, niet onder het lage tarief van 2% valt.
Wilt u meer weten over de vaststelling wanneer een pand wel of niet als woning wordt gekwalificeerd? Bel ons voor het maken van een afspraak.
Bron: TaxLive 19/12/17 – ECLI:NL:GHARL:2017:9868.