Ouders van een gehandicapt kind zijn vaak dagelijks bezig met de zorg voor hun kind. Zolang de ouders nog leven kunnen zij hun gehandicapte kind zelf met alle zorgen omringen, maar de onzekerheid over de zorg voor het kind na hun overlijden weegt vaak zwaar.
Tijdens leven kunnen ouders al veel doen, door een goed testament te maken waarin onder andere aandacht is voor bewindvoering over de erfenis, zodat een vertrouwd persoon de erfenis voor het kind kan beheren. Ook andere maatregelen kunnen helpen, zo vroeg een moeder onlangs medehuurderschap aan voor haar gehandicapte kind, om te voorkomen dat het kind bij haar overlijden zou moeten verhuizen. De woningstichting heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij vond dat er geen sprake was van de vereiste duurzame gemeenschappelijke huishouding.
De kantonrechter stelt de woningstichting in het ongelijk en vindt dat wel is voldaan aan het vereiste. De kantonrechter beoordeelt dit aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Waar normaal de gemeenschappelijke huishouding afloopt na het zelfstandig worden van het kind, kunnen er bijvoorbeeld bij gehandicapte kinderen bijzondere omstandigheden bestaan om toch een gemeenschappelijke huishouding aan te blijven nemen.
In dit geval staat vast dat het kind al sinds de geboorte met zijn moeder in de woning woont en door de handicap nooit ‘uit zal vliegen’. De rechter oordeelt dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, zodat het kind medehuurder kan worden. Hierdoor zal het kind bij het overlijden van de moeder het vertrouwde huis niet hoeven te verlaten en kan er naar een zorgoplossing bij het kind thuis gekeken worden.
Wilt u meer weten over regelingen voor een gehandicapt kind na overlijden van de ouders, wij gaan graag met u in gesprek.
Bron: Rb. Amsterdam 5 februari 2019, nr. 7174848 CV EXPL 18-19124 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4804).