Samenwoners hebben geen wettelijke verplichting om in elkaars onderhoud te voorzien. Daarom kiezen veel samenwoners ervoor om in hun samenlevingscontract vast te leggen dat bij een einde aan de samenwoning anders dan door overlijden de rechter bepaalt wie aan wie welk bedrag alimentatievergoeding moet betalen. Soms krijgt een van de partijen als de scheiding zich voordoet daar spijt van.
Nog zeer onlangs boog een rechter zich over het verzoek van een expartner die door de rechter was veroordeeld tot het betalen van alimentatie, om daar onderuit te komen. Hij was niet in beroep gegaan tegen de betreffende beslissing van de rechter. Integendeel, hij ging opnieuw naar de rechter en beriep zich op gewijzigde omstandigheden. Hij wilde de alimentatie op nihil laten vaststellen.
Het artikel waar hij zich op beriep, is van toepassing op een op de wet gebaseerde verplichting tot levensonderhoud. De afspraak die de partner had gemaakt, vond zijn grond in de samenlevingsovereenkomst en niet in de wet.
Dat zou anders zijn als beide partners in hun samenlevingsovereenkomst uitdrukkelijk het betreffende wetsartikel van toepassing hadden verklaard. Dat hebben ze niet gedaan en daarmee is de kous voor de rechter af. Eigenlijk had de partner in beroep moeten gaan tegen het vonnis in de alimentatiezaak zelf en in die zaak zijn pleidooi moeten houden. Omdat hij dat niet had gedaan, is dat vonnis al definitief geworden en heeft hij geen mogelijkheden meer om verder voor zijn zaak te vechten.
Wilt u meer weten over het vastleggen van onderhoudsafspraken in een samenlevingscontract? Bel ons voor het maken van een afspraak.
Bron: Opmaat Personen- en familierecht, nieuws 2015/446; RBZWB:2015:4426